Vrolijkheid?.
Voordracht, gehouden in het NH Kerkje Sittard, 1 maart 2020
Vandaag is het thema vrolijkheid. Misschien wel voor mensen die met weemoed terugkijken naar verleden week en carnaval werd gevierd ( en komende week nog eens dunnetjes overgedaan wordt).
Toen ik het thema hoorde, moest ik even denken. Vrolijkheid heeft voor mij een wat andere connotatie van leuk, blijmoedig, maar toch vrij oppervlakkig.
Vanuit die positie voelde ik mij een decennium geleden ook niet meer thuis in het carnaval. Alhoewel de kriebel in mijn buik er ieder jaar weer opnieuw was, bleef ik na carnaval toch met een kater van een onbevredigd gevoel achter. De blijheid, de vrolijkheid…. Terwijl ik vanaf het podium en als mede-vierder eigenlijk alleen maar armoede zag. Geestelijke armoede weliswaar. Er werd een evenement gevierd, zonder te weten wat er nu wordt gevierd. Bij kerstmis, Pasen of een verjaardag is het duidelijk waarom we feestelijk de dag doorbrengen, maar met carnaval?
Na een tweejarig onderzoek naar de zingeving achter het carnaval, begon het feest voor mij weer opnieuw te leven. Haaks staande op de algemene beeldvorming van carnaval. Het werd voor mij een hoogfeest van reflectie. Een uitbundige verstilling. En niet het kleurrijke maar juist de mimese van de duistere zijde werd voor mij MIJN carnavalsritueel. Ik zeg nadrukkelijk ‘MIJN’, omdat ik ondanks het onderzoek als onderlegger, besef dat het mijn beleving is.
Een beleving die past in de tijd van het jaar en al mijn toehoorders bij carnavalslezingen voorhoud. In een korte samenvatting komt het neer op de drie laatste pagina’s van het vermaarde boek ‘Rupsje Nooitgenoeg’. Waarvan de alles vretende rups staat voor het leven van alledag, die alles tot zich neemt, goed of slecht, want; niets is mensen vreemd.
Op het einde is er natuurlijk de vlinder, die het nieuwe voorjaar kleurrijk tegemoet gaat. Maar die tussenfase, die pop….. Dat is voor mij carnaval. Als je zo’n pop ziet hangen aan een tak, denk je: dat is zo dood als het maar kan. Daar komt nooit meer iets goeds van. Laat staan leven. Maar we weten beter.
In die doodse aanblik gebeurt er onmetelijk veel. Een heuse gedaanteverandering. Een verandering van geest. Voor mensen betekent dat terugzien, reflecteren, weten wat goed en fout is en dat meenemen naar de rest van je leven.
Is dat vrolijkheid? Nee, maar misschien moeten we het begrip ‘vrolijkheid’ even onder de loep nemen.
De Dikke van Dale geeft als definitie: ‘Een aangename stemming waarin men lacht en positief naar het leven kijkt.’ Dan zie ik weer die gossipvrouwen op het schoolplein, waarbij alles krachtig en liefdevol is, terwijl ik op een afstand het spel doorzie en weet met welke struggles of life zij allemaal kampen.
Laten we de term ‘vrolijkheid’ even voor wat het is en dan wil ik graag met u een laagje dieper gaan: Laten we op zoek naar een term die wel een bepaalde vorm van opgewekt zijn heeft, maar tevens ook vertrouwen, realiteitszin en berusting.
Want laten we eerlijk zijn. Een leven met alleen maar ‘vrolijkheid’ is geen leven. Wanneer men geen verdriet en geen ellende kent, kent men ook niet het geluk. Wanneer je niet weet wat zwart is, weet je ook niet wat donker is. Niets is goed, niets is fout, niets is positief of negatief; het gaat om de betekenis die jij er zelf aan hecht. En die betekenis geeft je ZIN!
Niets is maakbaar. Verdriet niet, maar geluk al helemaal niet. Al schreeuw je het nog zo hard van de daken, het kan alleen maar een sprookje zijn waar je zelf het hardst in gelooft. Het ‘contingente alles’ valt je toe, als een cadeautje waar je niet om hebt gevraagd. Je zult alleen dat cadeautje uit moeten pakken, wil het voor jou van waarde zijn, of dat nou in een vrolijke of verdrietige stemmig is. Er valt je iets toe en daar moet je het mee doen. Daar moet je IETS mee doen! Punt uit! Dat heet leven!
Terug naar een verdiepende versie van vrolijkheid. En als ik het woord uitspreek, weet ik meteen dat ik mijn eigen roots blootleg, nl; Mijn rijstevlaai met slagRoomse Katholicisme. Limburger en doorweekt van katholieke gebruiken ( en dat in een gebouw van PKN) Als ik zeg het woord:
Gelukzaligheid! Het klinkt wat ouderwets, maar het is voor mij een gemoedstoestand, ongeacht de aanleiding fijn of niet fijn is… maar dan weet ik dat het goed is, een berusting en vertrouwen in de realiteit. Een lekker gevoel, een zalig gevoel. Een gevoel waar ik in wil blijven hangen, waar ik op kan blijven teren. En hoe harder ik dat wil…. Hoe sneller dat gevoel weer weg ebt. Want…. Het leven is niet maakbaar. Dat kunnen we helemaal niet.
En dat is precies wat ik tegen vrolijkheid heb. het is maar een flinterdun laagje, dat de schijn wekt dat alles onder controle is. dat alles leuk is en vooral zo moet zijn… en nog meer: moet blijven. Maar het dient nergens toe. De ogenschijnlijke ‘vrolijkheid’ van carnaval is geen vrolijkheid, in het spel met de ander, met de maatschappij. Het slechte en de dood recht in de ogen kijken… Er mee kunnen lachen vanuit het diepste van jezelf. Dat is geen vrolijkheid. Dat is gelukzaligheid. De lach als gebed. De lach als heilzame transformatie van het omgekeerde om ‘om te keren’. Om er samen iets beters van te maken. Dat kunnen we. Dat hebben we in onze hand. Niet meer en niet minder!
We zijn God niet. Nee, we zijn slechts mens. Lees het maar terug in de wijze lessen van oude boeken. Op de momenten dat we net als God of goden wilden beheersen, liep het slecht af….
Op de momenten dat we ons verwijderden van onze eigen natuur ( verdreven uit het paradijs) begon de ellende, als een collectief geheugen naar onze eigen natuur, daar waar we helemaal thuis zijn Ellende, omdat we weten dat het steeds ander kan, anders moet; Beter kan, beter moet…. Maar moet dat altijd? kunnen we niet gewoon leven tussen die momenten van gelukzaligheid? Want in die momenten woont de hemel even in mij. Wetend dat het niet eeuwig voortduurt, maar de warmte die ik dan opdoe, gloeit lang na en wil ik het liefst, zo veel het kan delen…. Tot een volgend moment van ‘Gelukzaligheid.